top of page

Denken

A zoiets als verwijten/enthousiast
B zoiets als achterdochtig/nieuwsgierig
C zoiets als afwijzen/accepteren

Waar komt jouw stijl van denken het meest dichtbij.

In welke situatie zit je.
A Iets met aanklagen
B Iets met redden
C Iets met slachtoffer

Je lichamelijke reactie heb je daarbij
A vuist
B Strakke hand
C Slappe hand

Welke wens heb je.
A erkenning op wat ik doe
B erkenning op wie ik ben
C erkenning op wat ik heb

 

Je emotie daarbij
A meer boos of blij
B meer bang of opgewonden
C meer verdrietig of tevreden

Je denken daarbij
A meer verwijtend of enthousiast
B meer achterdochtig of nieuwsgierig
C meer afwijzend of accepterend

Je gedrag daarbij
A meer aangaan of besluiten
B meer controleren of oriënterend
C meer vermijdend of afstemmend
 

Je behoefte daarbij
A iets met ontladen
B iets met veiligheid/stabiliteit
C iets met opladen

bottom of page